De Tweede Wereldoorlog en mijn opa: jaren van angst en moed (1)

over Den Haag en haar inwoners in de Tweede Wereldoorlog

De Tweede Wereldoorlog en mijn opa: jaren van angst en moed (1)

29 augustus 2021 0

Klein verzet kende ook een prijs

Opa was een rolling stone.
Hij bleef nooit lang op dezelfde plek tijdens de oorlogsjaren.
Niet omdat hij daarvoor koos, maar omdat het niet anders kon: hij werd gezocht.

Cornelis Stoop (1907-1975) kwam in de zomer van 1940 in dienst bij de Firma Pander,  in de werkplaats waar zgn. “Schneekufen” werden gemaakt (landingsgestellen op ski’s), in opdracht van de Wehrmacht. Na een tijdje begon Cornelis het werk te saboteren, o.a. door ski’s te maken van mindere kwaliteit. Daarbij is hij betrapt door de opzichter van de fabriek, die, evenals directeur Hendrik Pander, lid was van de Nederlandse SS. Cornelis sloeg op de vlucht, werd gepakt, kwam in een gevangenis bij IJmuiden en wist te ontsnappen tijdens een gevangenentransport naar Amsterdam. Monique Oostdam, een kleindochter, is bezig het verhaal van haar opa te reconstrueren, en blogt over wat ze al gevonden heeft en wat ze nog aan het zoeken is.

Mijn opa, Cornelis (‘Nelis’) Stoop, pleegde klein verzet dat raakte aan groot verzet door de mensen die hij kende. Zijn verhaal raakt ook aan groot verraad door de mensen voor wie hij werkte. Nelis pleegde economische sabotage bij een Haags bedrijf waarvan de directie na de oorlog werd veroordeeld voor economische collaboratie.

Bloed-in-de-schoenen
Hoewel hij dus geen Hannie Schaft was met een revolver op zak, trok zijn subtiele verzet een zware wissel op zijn leven. Ik herinner me hem als een wat stille man die model zeilschepen bouwde en kampte met een slechte gezondheid. Dat laatste door de oorlog, die hem had gesloopt. Hij had de benen genomen na een beschuldiging van sabotage, had een tijdje gevangen gezeten, was ontsnapt tijdens een transport en was daarna weer ondergedoken. En toen moest de Hongerwinter nog komen, waar hij erop uit moest om voor zijn vier kinderen (de jongste uit 1943) en zijn vrouw wat eten bij elkaar te sprokkelen. Als hij dan eindelijk thuis kwam, midden in de nacht, en iedereen wakker maakte, ging mijn oma in de weer met een pannetje op een vuurtje, zodat de lege magen van het gezin zo snel mogelijk gevuld werden. Mijn moeder, toen een meisje van negen jaar, vertelde eens dat ‘het bloed in zijn schoenen stond’ als hij dan thuis kwam. Dat is wat kilometers maken doet met voeten in versleten schoenen, in een strenge winter.

Schneekufen en een SS’er
Mijn opa overleed toen ik 11 was.Te vroeg voor de vragen die later kwamen. Voor de reconstructie van zijn oorlogsjaren put ik uit verhalen van mijn oma en moeder, een ‘nieuwsfeit’ waar een oom mee kwam (namelijk dat opa gevangen had gezeten op Forteiland IJmuiden), en uit stukken die ik kreeg van een andere oom, die hij al bijna veertig jaar in een la bewaarde. Daartussen zat een verslag van Nelis, waarin hij schrijft over zijn sabotage acties en zijn ervaringen in gevangenschap. Dat verslag was bedoeld voor de Stichting 1940-1945, waar hij in 1968 een uitkering aanvroeg. Uit de correspondentie blijkt dat mijn opa in Santpoort is opgepakt. In de dagrapporten van de politie (in het Noord-Hollands archief) hoop ik te kunnen vinden wanneer dat precies was – was het na zijn vlucht uit Den Haag waar hij bij de Firma Pander de productie van “Schneekufen” (landingsgestellen op ski’s) dwarsboomde door ondeugdelijk materiaal te gebruiken? In het verslag voor de Stichting noemt Nelis ook de naam van de man die hem bij Pander in het nauw bracht. Een man voor wie je inderdaad beter zo hard mogelijk weg kon lopen: een SS’er, die later in de oorlog betrokken raakte bij de Silbertanne moorden, zoals ik inmiddels heb uitgezocht.

Vandaag denk ik nog meer aan opa dan anders. Een meubelmaker met een jong gezin die de andere kant op had kunnen kijken, maar dat niet deed. Omdat hij dat “aan zijn vaderland verplicht was”, zoals hij zelf schreef.

Twee keer wist hij te ontsnappen. Als hij weer zou worden gepakt zou dat een gewisse dood betekend hebben. Het betekende een leven waar Nelis voortdurend over zijn schouder moest kijken. Omdat hij zo veel van huis was kregen mijn oma en de kinderen voedselbonnen van het verzet. Tijdens de Hongerwinter was hij gedwongen bovengronds te komen, omdat anders zijn gezin zou omkomen van de honger.

Het verhaal van mijn opa is een klein verhaal, waar grote verhalen aan vastzitten. Hoe meer informatie ik vind, hoe meer er valt uit te zoeken.
Over dat zoeken en vinden ga ik de komende tijd vaker schrijven.

Vandaag is een goede dag om ermee te beginnen.

Monique Oostdam, 4 mei 2021

Lees ook deel 2: De Tweede Wereldoorlog en mijn opa: jaren van angst en moed (2) Speuren in dag- en nachtrapporten van de gemeentepolitie Velsen

N.B: Heeft u tips of feedback? Ik hoor het graag via onderstaande reactie mogelijkheid!